Fysiek en verbaal geweld. Het lijkt ondenkbaar op de werkvloer, maar voor politieagenten is het een harde realiteit. De impact op hun welzijn is dan ook gigantisch. Met een actieplan legt de N-VA acht concrete voorstellen voor die een significant verschil kunnen maken voor de veiligheid van onze politiemensen, met zowel vaste waarden als nieuwe ideeën.
“Mirakeloplossingen bestaan niet, maar toch moeten we er alles aan doen zodat onze politiemensen hun werk in de beste omstandigheden kunnen uitvoeren. Er zijn al stappen gezet de afgelopen jaren, maar nog niet genoeg”, legt Kamerlid Ingels uit. “Alles begint wel bij een correcte budgettering”, voegt het Kamerlid toe, “Minister Verlinden beloofde telkens opnieuw extra middelen voor de politie, om ze dan weer via een andere weg af te nemen. Daar moet dan ook dringend duidelijkheid over komen.” Ze verwijst daarbij naar het mislukte loonakkoord en de urgente vraag van de Federale Gerechtelijke Politie voor meer middelen en manschappen begin dit jaar.
Kamerlid Sophie De Wit herhaalt eveneens haar oproep aan de ministers om eindelijk werk te maken van de aanbevelingen die geformuleerd werden na de Parlementaire Onderzoekscommissie over de aanslagen in 2016. Dit betrof onder meer een betere informatie-uitwisseling tussen politie en justitie, ook inzake terreur en radicalisering. Kamerlid Koen Metsu vraagt al sinds 2019 om een opvolgingscommissie over die aanbevelingen, want op dit moment is het koffiedik kijken of ze wel voldoende zijn uitgevoerd door de regering-De Croo.
Het grootste deel van de voorstellen uit het actieplan ligt al klaar in het parlement om goedgekeurd te worden, waarvan sommige al jaren. “We stellen dan ook voor dat de ministers geen seconde meer verliezen en ze ondersteunen. Sommige voorstellen kunnen gerealiseerd worden door een betere samenwerking tussen de politie en Justitie, andere hebben dan weer een meerderheid in de Kamer nodig”, zeggen de Kamerleden. “Wij dringen aan, want onze politie verdient beter dan een regering die pas de urgentie van de zaak inziet als het ergste al gebeurd is.
Hieronder vindt u alle informatie over het actieplan:
- Eerst en vooral moet er een duidelijk signaal komen dat aan onze politiemensen niet wordt geraakt. Hiermee gaan wij verder dan minister Van Quickenborne die beweert dat er vandaag een nultolerantie is voor geweld tegen politie. Dat is echter niet het geval. Heel wat vormen van geweld worden vandaag niet meegenomen in de richtlijn. Bovendien blijkt uit de cijfers van Justitie dat er nog steeds seponeringen uit opportuniteitsoverwegingen gebeuren. Dat moet echt anders. Elke vorm van geweld gepleegd tegen de politie, hoe klein ook, moet strafrechtelijk vervolgd worden. Zelfs wanneer er uiteindelijk geen lichamelijke gevolgen zijn of het blijft bij verbaal geweld, moet Justitie kordaat optreden en kan een seponering omwille van opportuniteitsreden niet langer verdedigd worden.
- Voor een effectief lik-op-stuk beleid is er nood aan een échte snelrechtprocedure, waarbij de dader binnen de zeven dagen voor de rechter wordt geleid en waarop er onmiddellijk een uitspraak volgt. Kamerlid Kristien Van Vaerenbergh heeft dit wetsvoorstel al jaren geleden ingediend, maar de meerderheid ziet de urgentie er niet van in Nochtans is een echte snelrechtprocedure en prompte strafuitvoering cruciaal. Zonder snel en kordaat optreden van Justitie zal het gevoel van straffeloosheid niet verdwijnen.
- Elk jaar worden meer dan tienduizend geweldsfeiten tegen de politie geregistreerd. Jammer genoeg is deze registratie onvoldoende correct en zelden compleet. Met één tool voor alle politiediensten die gebruiksvriendelijk is en een databank waarin de feiten onder de juiste categorie geklasseerd kunnen worden. Hiermee kan men de registratie hiervan aanzienlijk verbeteren. Een belangrijk element is de koppeling met de databank van Justitie, waardoor de twee diensten makkelijk en snel die informatie met elkaar kunnen aftoetsen.
- De anonimiteit van onze agenten stopt nu bij de onderzoeksrechter en wordt opgeheven als de zaak bij vonnisgerechten belandt. De Commissaris-Generaal gaf zelf aan dat dit ‘een acuut gevaar’ vormt voor politieagenten. Wij bieden een antwoord hierop door het Openbaar Ministerie de optie te geven om de anonimiteit van de agent langer te handhaven dan de wet vandaag toelaat. Zo kan de identiteit van de agent anoniem blijven tot de definitieve uitspraak van de rechter.
- Uit verschillende internationale studies (bijvoorbeeld: Nederlandse studie uit 2019) blijkt dat het gebruik van bodycams een dalende impact heeft op het aantal gevallen van agressie tegen politieagenten. Mensen gedragen zich anders wanneer ze weten dat ze gefilmd kunnen worden en ook de politiemensen kunnen zich hierdoor veiliger voelen. In België kunnen bodycams gebruikt worden, maar zijn er nog heel wat grendels. In 2020 kondigde de minister van Binnenlandse Zaken aan dat er een onderzoek zou gebeuren naar het inzetten van technische middelen zoals bodycams in de strijd van geweld tegen politie, maar tot nu toe zonder resultaat.
- Politiemensen die vandaag slachtoffer zijn van geweld, kunnen kosteloze rechtshulp krijgen van de overheid om hen bij te staan in gerechtelijke procedures. Echter wanneer zij louter morele schadevergoeding nastreven, kan de overheid hen die rechtshulp weigeren. Voor de N-VA is het duidelijk dat politiemensen steeds moeten worden bijgestaan wanneer ze slachtoffer worden van geweld, ongeacht of ze hier fysieke schade aan overhouden. Hier zullen ook de nodige budgettaire middelen voor moeten worden voorzien.
- Het beroepsgeheim, waaraan uiteraard ook de veiligheidsdiensten onderworpen zijn, blijkt vaak een te grote hinderpaal om noodzakelijke informatie te delen. Onder bepaalde voorwaarden en gekoppeld aan een specifieke casus, kan het beroepsgeheim evenwel gedeeld worden. Maar de wetgeving is op dat vlak veel te onduidelijk waardoor er in praktijk te weinig gebruik van wordt gemaakt. Dat bleek ook in de zaak Mahi. De wetgeving moet vereenvoudigd worden. Bij potentieel risicovolle situaties mag het beroepsgeheim niet verhinderen dat informatie gedeeld wordt tussen de betrokken actoren. Voor individuen die op de OCAD-lijst staan, zou het vanzelfsprekend moeten zijn dat alle beschikbare info uitgewisseld kan worden. Niet alleen tussen alle veiligheidsdiensten, politie en Justitie, maar ook met de hulpverlening. Enkel op die manier kan de correcte inschatting gemaakt van hoe er met een bepaalde situatie of persoon moet omgegaan worden en kan bijgevolg het veiligheidsrisico zoveel mogelijk beperkt worden.
- Ingevolge eerdere incidenten en aanslagen werden in het verleden al vaak aanbevelingen geformuleerd door o.a. het Comité I, Comité P en niet in het minst door de Parlementaire 0nderzoekscommissie naar de aanslagen van 22 maart 2016 Vele aanbevelingen bleven tot nog toe dode letter. Het is tijd om deze aanbevelingen zonder verder dralen uit te voeren.